Cler. Luik, A.I. 1501-1515 (1494-1515) Den Bosch, Antwerpen Meester Ghijsbrecht, Ghijsbert (die) Hollander, werd te Maren geboren als zoon van Lodewich die Hollander, zoon van Jan die Hollander, zoon van Ghijb van Loen. Zijn grootvader Jan wordt in 1456 genoemd als weduwnaar van Lysbeth Lodewich Daems en zijn vader Lodewich of Lode die Hollander was getrouwd met Mechtelt, dochter van Floris Muykens en van Hadewich. Hij was in 1457 schepen van Maren en had bij zijn vrouw minstens vijf kinderen: meester Ghijsbrecht, Willem, Agnes, Lysbeth en Florisken (Florencia). Na de dood van hun vader werden ze onder de voogdij gesteld van Claes die Groet die op 28 september 1470 ten overstaan van schepenen van Den Bosch rekening en verantwoording aflegde van zijn voogdij. Hij liet tevens door de vorster van Maren in de parochiekerk aldaar bekendmaken dat deze handeling had plaatsgevonden zodat vrienden en verwanten van de kinderen de mogelijkheid hadden de rekening te controleren. Vermoedelijk waren de kinderen toen inmiddels met hun moeder Mechtelt naar Den Bosch verhuisd. Op 5 juni 1473 gaven meester Ghijsbrecht en zijn broer Willem daar alle goederen die hen waren toegekomen door de dood van hun vader uit in cijns aan hun moeder. Willem overleed nog vóór 1488. Van zijn zusters was Agnes rond 1490 getrouwd met Jacop, zoon van Willem van Doernen, Lysbeth met Goyart die Brouwer en Florisken met Wouter, zoon van Willem Luedinx. Meester Ghijsbrecht had vermoedelijk nog een zuster Beleyt want op 18 juni 1515 droeg Aleyt, dochter van wijlen Goyart sBrouwers, begijn van het Groot Begijnhof, aan de rector en beneficianten van de Begijnenkerk een erfcijns over die aan hen was nagelaten door Aleyts tante wijlen Beleydis Hollander eveneens begijn van het Groot Begijnhof. 1) Omstreeks 1476 ging dominus Guisbertus Ludovici aan de universiteit van Parijs artes studeren. Aangezien meester Ghijsbrecht bij die gelegenheid - net als later in een verwijzing naar één van zijn notariële akten - dominus wordt genoemd, maar nooit als priester vermeld wordt, zal hij de wijdingsgraad van diaken of subdiaken hebben gehad. Hij werd op 26 maart 1477 baccalaureus in de artes en op 7 april van dat jaar licentiaat. Kort daarna promoveerde hij tot meester. Op 16 december 1477 was meester Ghijsbrecht bij de kerk van Saint-Julien-le-Pauvre aanwezig op een vergadering van de Picardische natie waartoe ook de Brabantse studenten behoorden. Op deze vergadering werd meester Jan Henricx van Middelburch gekozen tot procurator van de natie. Van de zeven sleutels die hem daarbij werden overgedragen hield hij er vier zelf, twee gaf hij er in bewaring aan de oude procurator en één aan magister Ghysbertus Lodovici alias de Buscoducis. Tijdens een vergadering van dezelfde natie gehouden op 19 december werd meester Ghijsbrecht aangewezen als één van de examinatoren van het baccalaureaatsexamen, en op 15 december 1479 koos magister Guisbertus de Boscoducis als vertegenwoordiger van de Picardische natie samen met de vertegenwoordigers van de andere naties magister Johannes Nolant van de Normandische natie tot rector van de universiteit. Ten slotte werd meester Ghijsbrecht op 30 december 1479 samen met meester Raes Pauwelss, meester in de medicijnen en eveneens afkomstig uit Den Bosch, door de leden van de Picardische natie die tot het bisdom Luik behoorden nog eens aangewezen als examinator van degenen die in de Ste.Geneviève hun baccalaureaatsexamen zouden gaan afleggen. 2)
Tussen 1480 en 1488 keerde meester Ghijsbrecht terug naar Den Bosch. Op 30 oktober 1488 droegen zijn zuster Agnes en zijn zwagers Goyart en Wouter hem alle erfgoederen over die hen waren toegekomen door de dood van zijn moeder Mechtelt, alsook door de dood van zijn broer Willem en die van een andere verwant geheten Marselis Loyen. Op 21 juni 1494 ontving hij van zijn zwager Jacop een bunder land in Maren en de helft van een erf en tuin in de Hinthamerstraat waarvan hij de andere helft reeds bezat. Zelf droeg hij deze goederen op 23 oktober 1494 weer over aan Lodewich, zoon van Ghijsbrecht Loyen soen. Op 14 november van hetzelfde jaar wordt hij ook voor het eerst genoemd als openbaar notaris. Hij assisteerde toen samen met Victor vander Moelen (nr.268) heer Henrick vanden Loe (nr.246) bij de collatie van een akte. Later vertrok hij naar Antwerpen waar hij van 1501 tot 1506 fungeerde als openbaar notaris en kapittelnotaris. Onder zijn signet nam hij steeds de plaatsnamen Buscumducis en Maren op. Hoewel hij een groot aantal akten schreef voor het O.L.V.-kapittel vermeldde hij zijn functie van kapittelnotaris slechts een enkele maal in zijn onderschrift. In opdracht van het Antwerpse kapittel reisde hij regelmatig naar andere steden. Zo was hij als notaris aanwezig toen twee afgevaardigden van het kapittel op 20 december 1502 in Mechelen meester Sigismund Pflugh de dekenale waardigheid aanboden, en op 16 maart 1503 stelde hij te Leuven een akte op voor heer Adriaen Florisz van Utrecht, de latere paus Adrianus VI, die toen nog deken was van de St.Petruskerk te Leuven. 3)
Toen meester Arnt Boest (nr.57) in 1506 samen met de kerkmeesters van de Bossche St.Jan te Leuven in een proces verwikkeld raakte over het rectoraat van het St.Nicolaas-altaar in de St.Jan verzocht hij aan zijn zwager Henrick van Uden, die toen tijdelijk te Mechelen verbleef, om het advies in te winnen van meester Ghijsbrecht omdat deze als een groot deskundige in dit soort zaken gold. Hij schrijft letterlijk: "In geval off ghij tot Andwerpen quaempt, soe wilt van deser saken spreken met meester Ghijsbert Hollander, notarius des capittels Onser Vrouwen tot Andwerpen, ende in geval of ghij tot Andwerpen niet en quampt docht u geraden den selven meester Ghijsbert tot u tot Mechelen te ontbieden, want hij een groot practezijn in deser materien is." Dit verzoek bleef voor meester Ghijsbrecht niet zonder gevolgen. Hij fungeerde vanaf 1506 niet alleen als adviseur in het langdurige proces dat Boest en de kerkmeesters voerden maar werd in dat jaar tevens aangesteld als de eerstbekende pensionaris van Den Bosch. Uit de stadsrekeningen blijkt echter dat hij als zodanig slechts korte tijd fungeerde: van augustus tot oktober 1506. Hij reisde enkele malen naar Antwerpen, Brussel en Mechelen en vertegenwoordigde daar niet alleen de stad op de dagvaarten van de Staten van Brabant en de Staten-Generaal maar behartigde er ook de belangen van instellingen als de O.L.V.-broederschap en de kerkfabriek van de St.Jan. Op 3 oktober [1506] schreef Boest nog aan Van Uden dat hij na een bezoek aan een nicht in Antwerpen op de terugreis te Mechelen meester Ghijsbrecht Hollander, onsen pensoenen vander stadt vanden Boesche, had opgezocht om hem te raadplegen. Meester Ghijsbrechts rol als pensionaris was na 31 oktober 1506 waarschijnlijk uitgespeeld want in de stadsrekeningen komt hij als zodanig na die datum niet meer voor. Wel was hij nog net op tijd naar Den Bosch verhuisd om te kunnen bijdragen aan de algemene zetting van 1505/06. Hij woonde toen in de Verwerstraat en betaalde 40 stuivers, waarmee hij tot de rijkste 14 procent van de Bossche belastingbetalers behoorde. 4)
Tussen 1507 en 1510 schreef hij als notaris een aantal akten voor het Bossche kapittel. Hoewel hij deze akten nooit als kapittelnotaris ondertekende blijkt uit het obituarium van de St.Jan dat hij deze functie wel bezat. In dezelfde periode bleef hij meester Arnt Boest van advies dienen, hoewel dit soms strijdig was met zijn werkzaamheden voor het kapittel. De deken van het kapittel had oorspronkelijk Boests tegenkandidaat voor het rectoraat van het St.Nicolaasaltaar, meester Peter vanden Bosch, naar voren geschoven. Ten gevolge daarvan moest meester Ghijsbrecht namens het kapittel ook akten opstellen die meester Peter in zijn proces konden helpen. Toen hij bovendien omstreeks 1510 op verzoek van Boest samen met heer Claes Hoyberchs (nr.182) werd gemachtigd om de fundatieakte van het kapittel van Boxtel te copiëren waarmee Boest hoopte te bewijzen dat meester Peter vanden Bosch in Boxtel diende te resideren was hij dan ook niet genegen de commissie te aanvaarden (zie nr.182). Meester Ghijsbrecht bleef waarschijnlijk in Den Bosch wonen tot 1512. 437)
Van april 1512 tot juli 1515 was meester Ghijsbrecht weer als kapittelnotaris werkzaam te Antwerpen. Ook nu reisde hij soms naar andere steden zoals naar Den Bosch, waar hij op 17 juli 1513 een akte opstelde ten behoeve van het Fraterhuis, en naar Mechelen, waar hij op 30 augustus van dat jaar opnieuw een akte vervaardigde ten behoeve van heer Adriaen Florisz van Utrecht, deken van de St.Petruskerk te Leuven. In 1514 stelde hij een akte op in zijn eigen woonhuis te Antwerpen, maar evenmin als in twee eerdere akten vermeldt hij daarin de locatie van zijn huis. Meester Ghijsbrecht overleed tussen 1516 en 1519. In het obituarium van de St.Jan staat hij vermeld onder 21 januari. Hij werd in de St.Jan begraven, bij de lijkbaar ("ad feretrum"). In 1519 droeg meester Lieven Nielis, kanunnik van de O.L.V. te Antwerpen, een legaat over aan de kerkfabriek van O.L.V. dat door meester Ghijsbrecht in zijn testament was vermaakt. In hetzelfde testament had hij volgens een zeventiende-eeuwse aantekening goederen te Maren en Lithoijen nagelaten om "schaemele maegden des dorps van Maeren, haer begevende ten houwelijcken staet, geen middelen hebbende nochte van haers ouders verwachtende," aan de man te brengen. 5)
|
Noten | |
1. | Samaran, Van Moé, Liber procuratorum nationis Picardie, 64, 121-122, 123, 169, 172, 222, 224; Bijlage II 118.1; Vgl.: Hofmeister, Schäfer, Die Matrikel, I 157b (Johannes Hollander de Buscoducis, imm. Rostock 29 aug.1468); GAH, RA 1255, fo.270v (1486: Jan Hollander, zoon van wijlen meester Jan Hollander, arts); Keussen, Die Matrikel, II 569 nr.51 (Ludowicus Hollender de Buschoducis, imm. Keulen 4 nov.1504). |
2. | GAH RA 1258, fo.9r (30 okt.1488), RA 1263, fo.201v-202r (21 juni en 23 okt.1494); Bijlage II 246.16; Oosterbosch, "Het openbare notariaat in Antwerpen", II 55-56 nr.43, III nrs.790 t/m 853; Mosmans vermeldt hem als notaris onder het jaartal 1492, zie: Mosmans, "De middeleeuwsche notarissen", 190. |
3. | APB, St.Jan II, brieven van Boest; Van den Bichelaer, "Van kapelaan tot kardinaal", 12; GAH, OA B15 (1505/06), B16 (1506/07) (vgl.: Blondé, De sociale structuren, 155-157); Van Zuijlen, Inventaris, 102, 103, 112; Jacobs, Justitie, 85; Van Lith-Droogleever Fortijn, Sanders, Van Synghel, Kroniek, 305 (1505/06: "Oeck in den voirs. scepenstoel waert meester Ghysbert Hollander ordineert pensionaris deser stat, mar hy en waest nyet lange etc."); OLVB 52, band 6, fo.332v, 338v (1505/06). |
4. | Bijlage II 184.1 t/m 184.9; APB, St.Jan II, Obituarium, 384; APB, St.Jan II, brieven van Boest; Meester Alart Baliart, die in november 1507 als deken van de St.Jan werd aangesteld en die toen reeds kanunnik was van de St.Jan alsook deken van de St.Petrus in Boxtel, resideerde evenmin als meester Peter te Boxtel, zie: Schutjes, Geschiedenis, IV 249. |
5. | Oosterbosch, "Het openbare notariaat in Antwerpen", II 55-56 nr.43, III nrs.911 t/m 944; Bijlage II 184.10; APB, St.Jan II, Obituarium, p.34, p.384; RAA, OLVA 6 (regest 61) (24 juli 1514); RANB, BS 40, p.845 (10 juni 1623); Verwijzingen naar notariële akten: KAA I, Testamenta Antiqua 97 (14 febr.1504); Bijlage II 31.15, 118.1; GAH, Clarissen 55 (24 juni-15 sept.1509); Afschriften gecollationeerd door meester Ghijsbrecht: RAA, SJA 6 (17 jan.1504); RAA, OLVA 6 (regesten 61 en 62) (24 aug.1513). |
Geboren ?, overleden 1515'19Bestuurlijke functiesPensionaris 1506Reizen in dienst van de stad1505 06StudieCa 1476 ging hij in Parijs studeren; mr.BijzonderhedenVoor en na zijn kortstondige pensionariaat in 's-Hertogenbosch was hij actief als notaris te Antwerpen. |
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 85
A. Schuttelaars, Heren van de raad (1998) 265, 265n, 266, 269, 270, 306, 360, 360n, 466